Water in ons lichaam 

Ons lichaam bestaat voor gemiddeld 70% uit water. Een deel van dat water zit in ons bloed, is intercellulair; het overige gedeelte is nodig voor de werking van onze organen. 90% van de hersenen, 79% van hart en longen, 76% van de spieren, 70% van de lever, 22% van de beenderen en zelfs 10% van de tanden is water.

Water is een onmisbare brandstof voor ons lichaam. Een volwassen mens moet dagelijks bijna drie liter water in voedsel en drank tot zich nemen. Zonder water kunnen we ten hoogste vier dagen overleven, daar waar we het zonder voedsel veel langer zouden uithouden.

Dagelijks verliezen we lichaamsvocht en dat moet telkens aangevuld worden. Op die manier zorgen we ervoor dat alle fysiologische systemen goed werken, sterken we ons afweersysteem en voorkomen we ziektes. Met water verwijderen we afvalstoffen uit ons lichaam, regelen we onze lichaamswarmte en transporteren vitaminen, voedingsstoffen en andere mineralen door ons lichaam.

Hydrocultuur

Water kan stimuleren maar ook rust geven. Het verbetert de huid, omdat het afvalstoffen en dode cellen laat afvloeien. Het bevordert de bloedsomloop en de werking van het hart. Het kan pijn verzachten en stijve, vermoeide spieren ontspannen.

Reeds in de Steentijd kent men in verschillende culturen overal ter wereld het zweetbad. Dit is een met gloeiende stenen verhitte grot, hut of tent. Achteraf zoekt men afkoeling in de vrije natuur, al dan niet door het nemen van een koud bad. De oermens onderkent de heilzame werking van zo’n bad, maar het maakt vooral deel uit van zijn riten en godsdienstige ceremonieën.

In India wordt het bad beschouwd als zinnebeeld van reiniging en wedergeboorte. Nog altijd is het baden in de Ganges een belangrijke gebeurtenis. De religieuze betekenis van het baden komt ook tot uiting in de reinigingsrituelen van het oude joodse volk.

Alle vroege vormen van badcultuur bereiken hun eerste hoogtepunt in de Grieks-Romeinse Oudheid. De oude Grieken nemen koude baden in een rivier of de zee, maar ook warme baden in daartoe speciaal ingerichte vertrekken. De baden voor het publiek zijn verbonden aan een "gymnasium", in de Oudheid de benaming voor een sportschool met oefenterreinen. Het bad dient niet alleen voor reiniging van het lichaam, maar ook voor de verzorging ervan, speciaal na het beoefenen van sport.

In de 5de eeuw v. Chr. worden baden ook verbonden aan tempels en gebouwencomplexen waar de geneeskunst werd beoefend. Deze zijn bij voorkeur gelegen in de nabijheid van een warmwaterbron, waaraan geneeskrachtige eigenschappen worden toegeschreven.

De Romeinen leggen de basis voor de West-Europese badcultuur. Geen ander volk besteedt zoveel aandacht aan de hygiëne en de verzorging van het lichaam. In tal van huizen komt reeds een badkamer voor. De Romeinen bouwen ook publieke badhuizen en openluchtzwembaden, die later uitgroeien tot "thermen". Dit zijn zeer luxueus ingerichte badhuizen die bovendien een sociale functie vervullen.

Met de val van het Romeinse Rijk raakt de badcultuur in verval. In de 1ste helft van de middeleeuwen gaan zedelijke normen een rol spelen en werd bv. gemengd baden verboden. Het baden gebeurt daarom meer en meer binnenshuis. Nochtans hebben de baden ook in deze tijd een tweevoudige reiniging tot doel: deze van het lichaam èn van de geest. Een ritueel bad gaat bv. vooraf aan de opneming in een kloosterorde, aan kerkelijke feesten en aan het huwelijk. Men kent eveneens het zweetbad, dat gewoonlijk een naast het woonhuis opgericht badhuisje is.

Tegelijk met de opbloei van de steden in de elfde eeuw vermenigvuldigen zich opnieuw de publieke badhuizen. De badmeesters verenigen zich in stedelijke gilden en houden zich vaak bezig met massage, haarkappen en aderlatingen. In de loop van de 17de en 18de eeuw verdwijnen de badhuizen langzamerhand. Oorlogen en ziekten doen de toeloop verminderen. Zelfs privé-baden wordt beperkt. In het Barok- en Rococotijdperk tenslotte wordt het lichaam sterk verwaarloosd.

Nadat de badkuur in de vergetelheid geraakt, komt de "drinkkuur": het drinken van bronwater. Maar net als de vroegere badhuizen hebben ook de kuuroorden een sociale functie. Zij zijn een ontmoetingsplaats voor de adel, aristocraten, rijke kooplieden, diplomaten, geleerden en kunstenaars die zich een verblijf in een duur kuuroord kunnen veroorloven. De "kwalen" waarvan men wil herstellen, dienen slechts als excuus voor een aangenaam verblijf. Een kuuroord is nauwelijks compleet zonder salon, feestzaal en speelzaal. Vandaar dat casino’s ook nu nog in vele badplaatsen te vinden zijn.

Voor de elite verdwijnt de aantrekkingskracht van de kuuroorden, toen ook minder kapitaalkrachtigen zich een gezondheidskuur kunnen permitteren. Tegelijkertijd wordt een begin gemaakt met een wetenschappelijke aanpak van de behandelingen. Medici onderzoeken de chemische samenstelling van de verschillende soorten bronwater, alvorens zich uit te spreken over de heilzame werking van dat water. Mede door deze wetenschappelijke aanpak van de badgeneeskunde, de opleving van de alternatieve geneeswijzen en het ontstaan van een ware fitness-cultuur, kennen de kuuroorden een nieuwe bloeitijd. Vooral na de Tweede Wereldoorlog wordt het kuren meer en meer gemeengoed.

Water en lichaam

Spijsvertering

Water helpt je voedsel verteren. Alles wat je eet wordt in je maag door het maagzuur in hele kleine deeltjes opgedeeld. De vitaminen, mineralen en voedingsstoffen uit het voedsel worden daarna door je bloed (meer dan 92 % water) naar al je cellen in gevoerd.

Reiniging

Het meeste water heb je nodig om afvalstoffen te verwijderen. Wat je lichaam niet kan gebruiken, gaat deels via je nieren naar je blaas en verlies je als urine. Het overige deel gaat via je dikke en dunne darm naar je endeldarm en belandt zo in het toilet. Op reis door je dikke darm wordt er zoveel mogelijk water uit het verteerde voedsel gehaald. Dat water gebruikt je lichaam voor het transport van alle bouwstoffen. Er moet wel wat vocht overblijven zodat je ontlasting flexibel blijft.

Lichaamstemperatuur

Water helpt je om je ideale lichaamstemperatuur te behouden. Als de temperatuur van jouw lichaam warmer wordt dan ca. 37,5 graden, ga je transpireren (zweten). Dit zweet zorgt voor verkoeling: als de druppeltjes op je huid verdampen, wordt een flinke hoeveelheid warmte verbruikt. Die warmte komt van je huid en van je lichaam: daardoor koel je af.

Zweten doe je eigenlijk altijd, al valt het meestal niet op. Gemiddeld raak je per dag zo'n 300 tot 800 cc water via transpiratie kwijt. Dat kunnen enkele liters worden als het zeer warm is of bij intensieve sportbeoefening.